Zwakke werkwoorden verleden tijd met s/z en f/v

---

---

Vragen:

1. (vieren, vt) Loes ... haar verjaardag in Spanje.
antwoord (optioneel): vierde

3. (redden, vt) De jongen ... de hond.
antwoord (optioneel): redde

5. (beleven, vt) Ans en Jan ... een keer een heel spannend avontuur.
antwoord (optioneel): beleefden

6. (kraken, vt) Moeder ... noten voor haar zoon.
antwoord (optioneel): kraakte

7. (kweken, vt) De vissers ... een nieuw soort vis.
antwoord (optioneel): kweekten

8. (beloven, vt) Dat ... weer niet veel goeds.
antwoord (optioneel): beloofde

9. (spelen, vt) Linda ... de hele dag met andere kinderen.
antwoord (optioneel): speelde

11. (koelen, vt) Mark ... af in de koelcel.
antwoord (optioneel): koelde

12. (draven, vt) Anne ... met het paard naar de weg.
antwoord (optioneel): draafde

13. (rapen, vt) De aap ... elke dag nootjes op.
antwoord (optioneel): raapte

14. (zorgen, vt) De kinderen ... voor oma.
antwoord (optioneel): zorgden

15. (raden, vt) Iris ... wat Tom had gedaan.
antwoord (optioneel): raadde

16. (maken, vt) Lotte ... me blij
antwoord (optioneel): maakte

17. (niezen, vt) Roos ... van het stof.
antwoord (optioneel): niesde

18. (fietsen, vt) Isabel ... gisteren naar school.
antwoord (optioneel): fietste

---

Speel een proefles met deze les!