Woordbenoemen groep 7/8

Vragen:
1. Wat is het werkwoord in deze zin? Hij liep over straat.antwoord (optioneel): liep
2. Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin? Hij liep over straat.
antwoord (optioneel): straat
3. Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin? Hij heeft dure schoenen gekocht.
antwoord (optioneel): dure
4. Wat is het lidwoord in deze zin? Zij kijkt graag naar de televisie.
antwoord (optioneel): de
5. Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin? De man liep naar haar toe.
antwoord (optioneel): haar
6. Wat is het telwoord in deze zin? Op het hek zitten zeven kippen.
antwoord (optioneel): zeven
7. Wat is het bijwoord in deze zin? Hij heeft een hele dure jas gekocht.
antwoord (optioneel): hele
8. Wat is het voorzetsel in deze zin? De vrouw keek op haar horloge.
antwoord (optioneel): op
9. Wat is het bijwoord in deze zin? De vis zwom snel naar de bodem.
antwoord (optioneel): snel
10. Wat is het voorzetsel in deze zin? In het kookboek staan heerlijke recepten.
antwoord (optioneel): in;In