Werkwoordspelling 7 (1)

Vragen:
1. gillen (t.t.) Fatima……………..van de pijnantwoord (optioneel): gilt
2. branden (t.t.) Ze……………..haar hand aan de kookplaat.
antwoord (optioneel): brandt
3. afkoelen `?` Die was nog niet…………………….
antwoord (optioneel): afgekoeld
4. aanraken `?` Nu heeft ze die per ongeluk…………………….
antwoord (optioneel): aangeraakt;aangeraakt/
5. rennen (t.t.) Vader …………….naar de keuken.
antwoord (optioneel): rent
6. draaien (t.t.) Vliegensvlug…………………..hij de kraan open.
antwoord (optioneel): draait
7. raden (t.t.) ………………….je al wat hij van plan is?
antwoord (optioneel): Raad;raad
8. houden (t.t.) Hij………………..haar hand in het koude water.
antwoord (optioneel): houdt
9. rillen (t.t.) Fatima……………even, maar stopt met huilen.
antwoord (optioneel): rilt
10. aanraden (t.t.) Vader ………………..haar aan beter op te passen.
antwoord (optioneel): raadt
11. hopen (t.t.) Frank ………………..dat hij kan meedoen aan de marathon.
antwoord (optioneel): hoopt
12. bedragen (t.t.) De lengte van die wedstrijd……………………………42 kilometer.
antwoord (optioneel): bedraagt
13. voorbereiden (t.t.) Frank …………………zich goed voor.
antwoord (optioneel): bereidt
14. trainen (t.t.) Daarom………………..hij elke dag.
antwoord (optioneel): traint
15. opbouwen (t.t.) Hij ………………….de duur van de training op.
antwoord (optioneel): bouwt
16. afleggen `?` Gisteren……………..hij 30 kilometer af.
antwoord (optioneel): legde
17. betwijfelen (t.t.) Hij……………………………….of hij de marathon zal volhouden.
antwoord (optioneel): betwijfelt
18. redden (t.t.) Volgens mij ………………hij het wel.
antwoord (optioneel): red;redt
19. verrichten `?` Ook vroeger …………………………….hij respectabele sportprestaties.
antwoord (optioneel): verrichtte
20. volhouden (t.t.) Denk je dat hij het de hele afstand……………………………….?
antwoord (optioneel): volhoudt