Werkwoordspelling 6.1

Vragen:
1. Jij ... (schilderen)antwoord (optioneel): schildert
2. ... jij? (schilderen)
antwoord (optioneel): schilder
3. Jij ... (branden)
antwoord (optioneel): ... jij? (branden);brandt
4. ... jij? (branden)
antwoord (optioneel): brand
5. Jij ... (houden) van ijsjes.
antwoord (optioneel): houdt
6. Ik ... (rekenen) op jou.
antwoord (optioneel): reken
7. De kinderen ... (wandelen) in het bos.
antwoord (optioneel): wandelen
8. Zij ... (lopen) naar school.
antwoord (optioneel): lopen
9. Ik ... (loop) naar mijn huis.
antwoord (optioneel): loop