Werkwoordspelling 6 (2)

Vragen:
1. harden (t.t.) Deze lijm………………. niet zo snel.antwoord (optioneel): hardt
2. breken Het………………………schaaltje kun je beter niet meer lijmen.
antwoord (optioneel): gebroken
3. kopen ……………….toch een nieuw schaaltje.
antwoord (optioneel): Koop
4. verbeelden (t.t.) ……………………… ik het me maar, of ben je zo zuinig.
antwoord (optioneel): Verbeeld
5. weggooien Ik zou zoiets al lang………………….hebben.
antwoord (optioneel): weggegooid
6. bewaren (v.t.) Jouw vader…………………….ook altijd alles.
antwoord (optioneel): bewaarde
7. verkwisten (v.t.) Hij…………………..zijn geld ook niet.
antwoord (optioneel): verkwistte
8. beschadigen Jonathan heeft het schaaltje……………………………
antwoord (optioneel): beschadigd
9. vergoeden (t.t.) Hij……………………de schade vermoedelijk wel.
antwoord (optioneel): vergoedt
10. kosten (v.t.) Zoveel…………………..het toch niet?
antwoord (optioneel): kostte