Werkwoordspelling 1 (sterke werkwoorden, tt)
Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Werkwoordspelling
Labels: Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Datum: 25-03-'21
< Terug naar overzicht
Vakgebied: Werkwoordspelling
Labels: Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Datum: 25-03-'21
< Terug naar overzicht
Vragen:
1. (gieten) Ik ... het water in een glas.antwoord (optioneel): giet
2. (zoeken) Jij ... altijd op de verkeerde plek.
antwoord (optioneel): zoekt
3. (vliegen) Ronald ... naar Frankrijk.
antwoord (optioneel): vliegt
4. (geven) Ik ... jou een mooi cadeau.
antwoord (optioneel): geef
5. (eten) Tina en Els ... een broodje ham.
antwoord (optioneel): eten
6. (spreken) Ik ... Nederlands en Engels.
antwoord (optioneel): spreek
7. (zingen) Wij ... al jaren in een koor.
antwoord (optioneel): zingen
8. (ruiken) Jij ... de pannenkoeken van mijn moeder.
antwoord (optioneel): ruikt
9. (scheren) Ik ... het schaap kaal.
antwoord (optioneel): scheer
10. (zoeken) ... jij je moeder?
antwoord (optioneel): Zoekt;Zoek
11. (vragen) Greet ... de weg aan een man.
antwoord (optioneel): vraagt
12. (blijven) Jij ... maar kletsen.
antwoord (optioneel): blijft
13. (nemen) Jij ... een groot risico.
antwoord (optioneel): neemt
14. (eten) Ik ... een boterham.
antwoord (optioneel): eet
15. (vangen) Jij ... altijd alle ballen tijdens de gym.
antwoord (optioneel): vangt
16. (bedenken) Ik ... een goede list.
antwoord (optioneel): bedenk
17. (zoeken) Patrick ... zijn huiswerk in zijn tas.
antwoord (optioneel): zoekt
19. (kopen) Ik ... appels en peren bij de groenteboer.
antwoord (optioneel): koop
20. (verblijven) Jij ... vaak in een hotel.
antwoord (optioneel): verblijft
21. (kunnen) Je ... beter even gaan zitten als je misselijk bent.
antwoord (optioneel): kunt
22. (lijken) Morgen ... je weer heel iemand anders.
antwoord (optioneel): lijk
23. (vergroten) Jij ... steeds je leefgebied.
antwoord (optioneel): vergroot
24. (knutselen) Eva knutselt een vogelhuisje in elkaar.
antwoord (optioneel): knutselt
25. (denken) ... je dat ik een voldoende heb?
antwoord (optioneel): Denk
26. (maken) Ik ... de sommen uit het boek.
antwoord (optioneel): maak
27. (planten) Carlijn ... de wortels in de tuin.
antwoord (optioneel): plant
28. (weten) Koen ... heel veel over dieren.
antwoord (optioneel): weet
29. (duiken) De zee ... jij ook in als het koud is.
antwoord (optioneel): duik
30. (worden) Jij ... sowieso in de watten gelegd.
antwoord (optioneel): wordt
31. (kopen) Ik ... een nieuwe trui.
antwoord (optioneel): koop
32. (glijden) ... jij helemaal naar de overkant?
antwoord (optioneel): Glijd
33. (vergroten) De juffen ... steeds de opdrachten.
antwoord (optioneel): vergroten
34. (kluiven) Mijn vader en oom ... aan de kippenpoot.
antwoord (optioneel): kluiven
35. (spuiten) Jij ... de stenen nat.
antwoord (optioneel): spuit
36. (bouwen) Wij ... een boomhut.
antwoord (optioneel): bouwen
37. (beginnen) ... ik aan de goede kant?
antwoord (optioneel): Begin
38. (krimpen) Mijn trui ... in de was.
antwoord (optioneel): krimpt
39. (kennen) Wij ... jullie van tennis.
antwoord (optioneel): kennen
40. (schrijven) ... je naam ook op de lijst?
antwoord (optioneel): Schrijf
41. (laten) Julia ... de hond uit.
antwoord (optioneel): laat