Werkwoorden

---

---

Vragen:

1. De jongen wipt in de speeltuin.
antwoord (optioneel): wipt

2. Ik hinkel op de hinkelbaan.
antwoord (optioneel): hinkel

3. De grote boom staat midden op het plein.
antwoord (optioneel): staat

4. Wat is het werkwoord in de samenstelling ligstoel
antwoord (optioneel): lig

5. Wat is het werkwoord in de samenstelling zitzak
antwoord (optioneel): zit

6. Wat is het werkwoord in de samenstelling loopneus
antwoord (optioneel): loop

7. Wat is het werkwoord in de samenstelling kookwekker
antwoord (optioneel): kook

8. Wat is het werkwoord in de samenstelling rendier
antwoord (optioneel): ren

9. Wat is het werkwoord in de samenstelling eettafel
antwoord (optioneel): eet

10. In het park loopt een hond.
antwoord (optioneel): loopt

11. In de boom woont een vogel.
antwoord (optioneel): woont

12. Op de stoep gaat een jongen met een step.
antwoord (optioneel): gaat

---

Speel een proefles met deze les!