Werkwoorden vervoegen 2
Vragen:
1. bekijken [vd] De redacteur heeft de teksten _____________.antwoord (optioneel): bekeken; Bekeken
2. weten [tt] Hij _____________ dat ik dat niet leuk vind.
antwoord (optioneel): Weet; weet
3. zingen [vt] Vorige week _____________ jij een mooie solo.
antwoord (optioneel): Zong; zong
4. zwemmen [tt] Albert _____________ graag in het donker.
antwoord (optioneel): zwemt; Zwemt
5. denken [vt] Morice _____________ vorige week dat hij vrij had.
antwoord (optioneel): dacht; Dacht
6. halen [vd] Mijn broertje heeft zijn veterstrikdiploma _____________.
antwoord (optioneel): Gehaald; gehaald
7. kleuren [vt] Vorig jaar _____________ ik vaak paardenkleurplaten.
antwoord (optioneel): Kleurde; kleurde
8. vermoeden [tt] Ik _____________ dat jij de dader bent.
antwoord (optioneel): Vermoed; vermoed
9. halen [vt] Ronald _____________ vorige week een 10 voor geschiedenis.
antwoord (optioneel): Haalde; haalde
10. rennen [vd] Kim heeft nog nooit zo ver _____________.
antwoord (optioneel): Gerend; gerend