werkwoorden door elkaar

Vragen:
1. tt Ik ..... (gaan) vandaag naar school.antwoord (optioneel): ga
2. vt Gisteren ........... (schilderen) de kinderen op de ramen.
antwoord (optioneel): schilderden;Schilderden
3. tt Juf ..... (vinden) dat je best je best kunt gaan doen.
antwoord (optioneel): vindt
4. vt Gisteren hebben we .... (zwemmen) in het meer.
antwoord (optioneel): gezwommen
5. vt Vorig jaar hebben we in groep 7 ................(zitten)
antwoord (optioneel): gezeten;Gezeten;GEZETEN
6. vt We .... (hebben) de bal bij de buren in de tuin .... (gooien).
antwoord (optioneel): hadden gegooid;Hadden gegooid;hadden,gegooid;hadden, gegooid
7. tt Jij .... (hockeyen) vandaag niet op je best.
antwoord (optioneel): Jij hockeyt;hockeyt
8. Maak het rijtje af: ik skate, jij........, hij ....... wij........ (GEEN ENTER, ALLES ACHTER ELKAAR TYPEN)
antwoord (optioneel): Ik skate, jij skatet, hij skatet, wij skaten;skatet skatet skaten;jij skate,hij skate,wij skaten;jij skate,hij skate, wij skaten;jij skate,wij skaten;jij skate, hij skate, wij skaten;jij skate hij skate wij skaten;skate,skate,skaten;skate skate skaten;ik skate, hij skate, wij skaten;skate, skate,skaten;jijskatehijskatewijskaten;jij skate/hij skate/ wijskaten