werkwoorden dictee thema 1

Vragen:
1. Ik ............ niet naar buitenantwoord (optioneel): durf, durft, durven;durf
2. Jullie...............wel goed op letten.
antwoord (optioneel): moet, moeten;moeten
3. De kinderen ...........dansen en springen in het rond
antwoord (optioneel): gillen, gilt, gil;gillen
4. De dominee.....................de klok van de kerk .
antwoord (optioneel): luid, luidt , luiden;luidt
5. Als mijn familie ziek is moeten zij heel veel ........................
antwoord (optioneel): nies, niest, niezen;niezen
6. Mijn auto ..........niet zo goed meer.
antwoord (optioneel): rijd, rijdt, rijden;rijdt
7. Mijn kleine zusje................heel erg goed.
antwoord (optioneel): fluit, fluiten;fluit
8. Mijn moeder ....................wel erg goed.
antwoord (optioneel): zing, zingt, zingen;zingt
9. Als ik boos ben ........................... ik met de deur.
antwoord (optioneel): smijt, smijten;smijt
10. De directeur ................... zijn telefoon niet.
antwoord (optioneel): beantwoord, beantwoordt, beantwoorden;beantwoordt
11. De buurman .............. gewoon waar alle kinderen bij staan.
antwoord (optioneel): scheld, scheldt, schelden;scheldt
12. Ik.....................................dat andere mensen dit nog doen.
antwoord (optioneel): verbied, verbiedt, verbieden;verbied
13. Jullie ............. toch niet alles op te eten.
antwoord (optioneel): hoef, hoeft, hoeven;hoeven
14. De kinderen kunnen het op het bord ...............................
antwoord (optioneel): schrijf, schrijft, schrijven;schrijven
15. Als je ...............................moet je geen geluid maken.
antwoord (optioneel): lees, leest, lezen;leest