Thema 6 lowan werkwoorden dag 4 strijken schoonmaken opstaan

---

---

Vragen:

1. Ik ... (strijken)
antwoord (optioneel): Strijk; strijk

2. Jij/hij/zij ... (strijken)
antwoord (optioneel): Strijkt; strijkt

3. Wij/jullie/zij ... (strijken)
antwoord (optioneel): Strijken; strijken

4. Ik... (schoonmaken)
antwoord (optioneel): Maak schoon; maak schoon

5. Jij/hij/zij ... (schoonmaken)
antwoord (optioneel): Maakt schoon; maakt schoon

6. Wij/jullie/zij ... (schoonmaken)
antwoord (optioneel): Maken schoon; maken schoon

7. Ik... (opstaan)
antwoord (optioneel): Sta op; sta op

8. Jij/hij/zij ... (opstaan)
antwoord (optioneel): Staat op; staat op

9. Wij/jullie/zij ... (opstaan)
antwoord (optioneel): Staan op; staan op

13. De man ... zijn broeken (strijken)
antwoord (optioneel): Strijkt; strijkt

14. De man ... zijn huis ... (schoonmaken)
antwoord (optioneel): Springt; springt

15. De hond is wakker en ... ... (opstaan)
antwoord (optioneel): Staat op; staat op

16. De mensen ... hun kleding (strijken)
antwoord (optioneel): Strijken; strijken

17. Jullie ... op vrijdag de klas ... (schoonmaken)
antwoord (optioneel): Maken schoon; maken schoon

18. Ik ... mijn kamer ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruim op; ruim op

---

Speel een proefles met deze les!