Thema 6 Lowan werkwoorden dag 3 zijn hebben opruimen

---

---

Vragen:

1. Ik ... (zijn)
antwoord (optioneel): Ben; ben

2. Jij ...(zijn)
antwoord (optioneel): Bent; bent

3. Hij/zij ... (zijn)
antwoord (optioneel): Is/ is

4. Wij/jullie/zij ... (zijn)
antwoord (optioneel): Zijn; zijn

5. Ik ... (hebben)
antwoord (optioneel): Heb; heb

6. Jij ... (hebben)
antwoord (optioneel): Hebt; hebt

7. Hij/zij ... (hebben)
antwoord (optioneel): Heeft; heeft

8. Wij/jullie/zij ... (hebben)
antwoord (optioneel): Hebben; hebben

9. Ik ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruim op; ruim op

10. Jij/hij/zij ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruimt op; ruimt op

11. Wij/jullie/zij ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruimen op; ruimen op

12. De jongens ... hun kleding ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruimen op; ruimen op

13. Ik... (zijn) in de winkel.
antwoord (optioneel): Ben; ben

14. Het meisje ... haar schooltas ... (opruimen)
antwoord (optioneel): Ruimt op; ruimt op

15. Mijn moeder... (zijn) in haar badpak.
antwoord (optioneel): Is/ is

16. Jij... (hebben) een korte broek aan.
antwoord (optioneel): Hebt; hebt

17. Hij... (hebben) een spijkerbroek aan.
antwoord (optioneel): Heeft; heeft

---

Speel een proefles met deze les!