Thema 6 lowan werkwoorden dag 1 wonen, slapen, verhuizen

---

---

Vragen:

1. Ik ... (wonen)
antwoord (optioneel): Woon; woon

2. Jij/hij/zij ... (wonen)
antwoord (optioneel): Woont; woont

3. Wij/jullie/zij ... (wonen)
antwoord (optioneel): Wonen; wonen

4. Ik ... (slapen)
antwoord (optioneel): Slaap; slaap

5. Jij/hij/zij ... (slapen)
antwoord (optioneel): Slaapt; slaapt

6. Wij/jullie/zij ... (slapen)
antwoord (optioneel): Slapen; slapen

7. Ik ... (verhuizen)
antwoord (optioneel): Verhuis; verhuis

8. Jij/hij/zij ... (verhuizen)
antwoord (optioneel): Verhuist; verhuist

9. Wij/jullie/zij ... (verhuizen)
antwoord (optioneel): Verhuizen; verhuizen

10. Ik ... (wonen) in een huis in de stad.
antwoord (optioneel): Wonen; wonen

11. Zij is moe. Zij ... (slapen) in bed.
antwoord (optioneel): Slaapt; slaapt

12. De jongen ... (verhuizen) naar het dorp.
antwoord (optioneel): Verhuist; verhuist

13. De juf ... (wonen) in een appartement.
antwoord (optioneel): Woont; woont

14. Kamila ... (slapen) in het eigen bed.
antwoord (optioneel): Slaapt; slaapt

15. Wij ... (verhuizen) naar een flat.
antwoord (optioneel): Verhuizen; verhuizen

---

Speel een proefles met deze les!