Thema 2 controledictee ww spelling -t, -d en overige ww tt

Vragen:
1. De klas ... met de toets. (starten)antwoord (optioneel): start;startte
2. Wij ... luid. (praten)
antwoord (optioneel): praten;praatten
3. Jonas ... zijn beker vallen. (laten)
antwoord (optioneel): laat;liet
4. Ik ... naar de wc. (sprinten)
antwoord (optioneel): sprint;sprintte
5. Hij ... boos zijn kussen op bed. (smijten)
antwoord (optioneel): smijt;smeet
6. De artiest ... het podium. (betreden)
antwoord (optioneel): betreedt;betrad
7. Ik ... mijn afval. (scheiden)
antwoord (optioneel): scheid;scheidde
8. Jullie ... de vraag. (beantwoorden)
antwoord (optioneel): beantwoorden;beantwoordden
9. Emmy ... haar broertje. (bespieden)
antwoord (optioneel): bespiedt;bespiedde
10. Zij ... de hond. (bevrijden)
antwoord (optioneel): bevrijdt;bevrijdden;bevrijdde
11. Sophie ... een armbandje. (maken)
antwoord (optioneel): maakt;maakte
12. Wij ... geld voor het goede doel. (geven)
antwoord (optioneel): geven;gaven
13. De hond ... tegen de dief. (blaffen)
antwoord (optioneel): blaft;bark blaft;blafte
14. De prinses ... naar ons vanuit de koets. (wuiven)
antwoord (optioneel): wijft;wuift;wuifde
15. Ik ... de kaars uit. (blazen)
antwoord (optioneel): blaas;blies