Taal les 1 - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord

Vragen:
1. Zelfstandig naamwoord: De glazenwasser wast de ramen van de buurman.antwoord (optioneel): glazenwasser, ramen, buurman;ramen glazenwasser buurman;glazenwasser ramen buurman
2. Zelfstandig naamwoord: Onder de bank lag een gele knikker.
antwoord (optioneel): bank, knikker;bank knikker
3. Zelfstandig naamwoord: Konijnen springen graag door het gras.
antwoord (optioneel): Konijnen, gras;konijnen, gras;konijnen gras;konijnen,gras;Konijnen,gras
4. Zelfstandig naamwoord: Kim droeg drie gouden armbandjes.
antwoord (optioneel): Kim, armbandjes;armbandjes, kim;Kim armbandjes
5. Zelfstandig naamwoord: De eenden zwemmen in de mooie vijver.
antwoord (optioneel): eenden, vijver;eende, vijver;eenden,vijver
6. Bijvoeglijk naamwoord: De bezige bij fladderde naar de gele bloem.
antwoord (optioneel): bezige, gele;bezige ,gele;gele, bloem;bezige,gele
7. Bijvoeglijk naamwoord: De meester dook van de hoge duikplank.
antwoord (optioneel): hoge
8. Bijvoeglijk naamwoord: De kippen kakelen de hele dag.
antwoord (optioneel): hele
9. Bijvoeglijk naamwoord: De kinderen doen een gezellig spel.
antwoord (optioneel): gezellig
10. Bijvoeglijk naamwoord: De grote tijger maakt een hoge sprong.
antwoord (optioneel): grote, hoge;grote,hoge;hoge, grote