Staal groep 6, blok 8, week 4, les 3

---

---

Vragen:

1. Zelfstandig naamwoord. Pieter logeert bij zijn oom in Almelo op de boerderij.
antwoord (optioneel): oom; boerderij

2. Maak er meervoud van. De boerderij.
antwoord (optioneel): de boerderijen; boerderijen;De boerderijen;boerderijen

3. Voorzetsel. Pieter logeert bij zijn oom in Almelo op de boerderij.
antwoord (optioneel): in; op;bij;op;in en op

4. Persoonsvorm. Pieter logeert bij zijn oom in Almelo op de boerderij.
antwoord (optioneel): logeert

5. Zelfstandig naamwoord. Pieter wil weten: `Hoe wordt dat kalfje eigenlijk geboren?`
antwoord (optioneel): kalfje

6. Verzin een bijvoeglijk naamwoord. Pieter wil weten: `Hoe wordt dat ... kalfje eigenlijk geboren?`
antwoord (optioneel): kleine;mooie;lelijke;jonge;domme;lieve;stoute;schattige;dikke

7. Onderwerp. Zijn oom zegt: `Eerst komen de voorpoten, dan de kop, dan het lijf en dan de achterpoten.`
antwoord (optioneel): Zijn oom;zijn oom;de voorpoten

8. Persoonsvorm. Pieter vraagt verbaasd: `Maar wie zet dan alles in elkaar?`
antwoord (optioneel): vraagt;vraagt en zet

9. Voorzetsel. Pieter vraagt verbaasd: `Maar wie zet dan alles in elkaar?`
antwoord (optioneel): in

---

Speel een proefles met deze les!