HomeLes volgenGelijk testen!LessenbibliotheekInloggenContact

Staal groep 6, blok 6, week 1, les 3 grammatica


Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Spelling
Labels: Staal spelling, komma, onderwerp, persoonsvorm
Datum: 10-03-'22

< Terug naar overzicht

Vragen:

1. Na welk woord moet de komma? Mijn moeder mijn vader en ik gaan op vakantie.
antwoord (optioneel): moeder;moeder,

2. Wat is het onderwerp? Mijn moeder, mijn vader en ik gaan op vakantie.
antwoord (optioneel): Mijn moeder, mijn vader en ik;mijn moeder, mijn vader en ik;Mijn moeder,mijn vader en ik;mijn moeder, mijn vaderen ik;mijn moeder,vader en ik;mijn moeder,mijn vader, en ik;mijn moeder mijn vader en ik;mij moeder , mij vader en ik;mijn moeder, mijn vader, en ik;mijn moeder,mijn vader en ik;Mijn moeder mijn vader en ik

3. Wat is de persoonsvorm? Mijn moeder, mijn vader en ik gaan op vakantie.
antwoord (optioneel): gaan;Gaan

4. Na welk woord moet de komma? Jos pakt het volgende in: zijn bal rode schoenen en een autootje.
antwoord (optioneel): bal;bal,;zijn bal

5. Wat is het onderwerp? Jos pakt het volgende in: zijn bal, rode schoenen en een autootje.
antwoord (optioneel): Jos;jos

6. Wat is de persoonsvorm? Jos pakt het volgende in: zijn bal, rode schoenen en een autootje.
antwoord (optioneel): pakt;Pakt;PAKT

7. Na welk woord moet de komma? Zal mijn vader zijn boek het tijdschrift of de krant in zijn koffer doen?
antwoord (optioneel): boek;boek,;Boek

8. Wat is het onderwerp? Zal mijn vader zijn boek het tijdschrift of de krant in zijn koffer doen?
antwoord (optioneel): Mijn vader;mijn vader

9. Wat is de persoonsvorm? Zal mijn vader zijn boek, het tijdschrift of de krant in zijn koffer doen?
antwoord (optioneel): Zal;zal

10. Na welk woord moet de komma? Mijn moeder vraagt: Marit wat heb jij in je koffer gedaan?
antwoord (optioneel): Marit;Marit,;marit



Speel een proefles met deze les!


Een moment geduld...
Als respons van de website uit blijft,
neem dan contact met ons op.

Contact Sluiten