Spelling werkwoorden - 3

Vragen:
1. De jongen ... (antwoorden v.t.) haar vraag direct.antwoord (optioneel): antwoordde
2. De leeuw ... (doden v.t.) zijn prooi direct.
antwoord (optioneel): doodde
3. Sander ... (beleven t.t.) de leukste dingen op school.
antwoord (optioneel): beleeft
4. Ik ... (beperken v.t.) me tot het vertellen van het verhaal.
antwoord (optioneel): beperkte
5. Mijn tante ... (beloven t.t.) dat ze snel langskomt.
antwoord (optioneel): belooft
6. Ik ... (vergroten v.t.) de toets voor Julia.
antwoord (optioneel): vergrootte
7. De gevallen man ... (bloeden v.t.) enorm.
antwoord (optioneel): bloedde
8. De ouders ... (fotograferen v.t.) hun kinderen gisteren.
antwoord (optioneel): fotografeerden
9. ... (leven v.t.) er vroeger dino`s?
antwoord (optioneel): Leefden;leefden
10. De jarige ... (kiezen v.t.) de lekkerste taart uit.
antwoord (optioneel): koos