Spelling maandag 21 juni

Vragen:
1. Wat is het meervoud van de bacterieantwoord (optioneel): de bacteriën; bacteriën
2. Zet in de verleden tijd: Oom Jan overnacht
antwoord (optioneel): Oom Jan overnachtte;Oom Jan overnachtte.
3. Hoe heet het streepje in het woord: het havo-advies
antwoord (optioneel): een koppelteken; koppelteken;koppelteken;koppel teken;kopelteken
4. Zet in het meervoud: de slee
antwoord (optioneel): de sleeën ;de sleeën.;de sleeën;De sleeën;sleeën
5. zet in het meervoud:de dreumes
antwoord (optioneel): de dreumesen; dreumesen;De dreumesen;dreumesen
6. In welke tijd staat deze zin: Gleed je kind uit?
antwoord (optioneel): verleden tijd;vt;Verleden tijd.;verledentijd;vl;verleedetijd
7. Levi`s familie had `s zondags een reünie. Welk woordsoort is familie?
antwoord (optioneel): zelfstandig naamwoord;Zelfstandig naamwoord;zelfstandignaamwoord;zelfstandig naamword
8. Wat is het tegenovergesteld van minimum?
antwoord (optioneel): maximum; het maximum
9. Zij steelt de show op de ijsbaan. Wat is op voor een woordsoort?
antwoord (optioneel): voorzetsel
10. zet in de verleden tijd: Antwoord je?
antwoord (optioneel): antwoordde je?; Antwoordde je? ;Antwoordde je?;Antwoordde je ?;Antwoordde je