Spelling grammatica oefentoets

Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Spelling
Labels: Herhaling van grammatica doelen blok 5, 6, 7 en 8 van Taaljacht groep 6
Datum: 22-05-'25
< Terug naar overzicht
Vakgebied: Spelling
Labels: Herhaling van grammatica doelen blok 5, 6, 7 en 8 van Taaljacht groep 6
Datum: 22-05-'25
< Terug naar overzicht
Vragen:
1. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Wij vertrekken naar Spanje Wij ... naar Spanjeantwoord (optioneel): vertrokken; Vertrokken
3. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Ik zie een mooie wedstrijd Ik ... een mooie wedstrijd
antwoord (optioneel): zag;Zag;zzag
4. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Helaas verliest onze club Helaas ... onze club
antwoord (optioneel): verloor;Verloor;verlor
5. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Hij opent de oven Hij ... de oven
antwoord (optioneel): opende;Opende
6. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Ik vertel een verhaal Ik ... een verhaal
antwoord (optioneel): vertelde;Vertelde
7. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Wij luisteren naar de juf Wij ... naar de juf
antwoord (optioneel): luisterden;Luisterden
8. Zet de persoonsvorm van deze zin in de verleden tijd: Wij dansen vrolijk Wij ... vrolijk
antwoord (optioneel): dansten;Dansten
9. Welk woord is het zelfstandig naamwoord in de zin: De auto is rood
antwoord (optioneel): De~||~auto~||~is~||~rood~||~2
10. Welk woord is het zelfstandig naamwoord in de zin: Het is een rommel in de schuur.
antwoord (optioneel): Het ~||~is~||~in~||~schuur~||~4;schuur
11. Welk woord is het lidwoord in de zin: Het is bijna donker
antwoord (optioneel): Het ~||~is ~||~bijna~||~donker~||~1
12. Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in de zin: Onze nieuwe bal is rood.
antwoord (optioneel): Onze~||~nieuwe~||~bal~||~rood~||~2;nieuwe;rood
13. Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in de zin: De boze moeder schreeuwt over het schoolplein.
antwoord (optioneel): boze~||~schreeuw~||~over~||~schoolplein~||~1
14. Welk woord is het voegwoord in de zin: We gaan naar binnen, want het regent.
antwoord (optioneel): gaan~||~binnen~||~want~||~regent~||~3
15. Welk woord is het voegwoord in de zin: Omdat het dinsdag is, hebben we Engels
antwoord (optioneel): Omdat~||~dinsdag~||~hebben~||~Engels~||~1
16. Welk woord is het werkwoord in de zin: In de vakantie slaap ik uit.
antwoord (optioneel): de~||~vakantie~||~slaap~||~uit~||~3
17. Welk woord is het voorzetsel in de zin: Op school is het altijd gezellig
antwoord (optioneel): Op~||~is~||~het~||~altijd~||~1
18. Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in, in de tegenwoordige tijd in: De jongen ... (winnen) de prijs
antwoord (optioneel): Wint;wint
19. Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in, in de tegenwoordige tijd in: Ik ... (betalen) de snoepjes.
antwoord (optioneel): betaal;Betaal;betal
20. Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in, in de tegenwoordige tijd in: Jip ... (glijden) van de glijbaan.
antwoord (optioneel): glijdt;Glijdt
21. Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in, in de tegenwoordige tijd in: Ik ... (antwoorden) vriendelijk
antwoord (optioneel): antwoord;Antwoord;antwood;andwoord
22. Waar moet de komma in deze samengestelde zin? We hebben de wedstrijd gewonnen maar het was niet gezellig.
antwoord (optioneel): De komma moet na: hebben~||~De komma moet na: wedstrijd~||~De komma moet na: gewonnen~||~De komma moet na: was~||~3
23. Welke twee persoonsvormen zitten er in deze samengestelde zin? Ik drink een glas melk en eet een koekje
antwoord (optioneel): glas / melk~||~melk / koek~||~drink / eet~||~drink / koek~||~3
24. Welke twee onderwerpen zitten er in deze samengestelde zin? Laura werkt aan taal, terwijl haar vriend spelling maakt.
antwoord (optioneel): werkt / maakt~||~taal / spelling~||~Laura / maakt~||~Laura / haar vriend~||~4