Spelling - au of ou

Vragen:
1. Mattia h..dt van voetbalantwoord (optioneel): houdt
2. Mattia riep: `..w` toen hij viel door de handstand
antwoord (optioneel): auw
3. Het eten is een beetje l..w.
antwoord (optioneel): lauw;au
4. N.. is het klaar met dat stomme gedoe!
antwoord (optioneel): Nou
5. Mayonaise is een lekkere s..s
antwoord (optioneel): saus
6. Ik gooi wat h..t in de kachel.
antwoord (optioneel): Hout;hout
7. Ik heb pijn aan mijn sch..der
antwoord (optioneel): Schouder;schouder
8. Ik ren veel sneller dan al die ..djes!
antwoord (optioneel): oudjes
9. Ik ga het kunstwerk aansch..wen
antwoord (optioneel): Aanschouwen;aanschouwen
10. Is dit woord in enkelv..d geschreven?
antwoord (optioneel): enkelvoud;kkkkkk
11. Hij doet dat heel erg snel, oftewel g..w
antwoord (optioneel): gauw
12. Een koe moet haar eten veel herk..wen
antwoord (optioneel): herkauwen
13. Jaqcueline is de juffr..w van Mattia
antwoord (optioneel): juffrouw;juffrouw]
14. Een kat heeft last van zijn kl..w
antwoord (optioneel): klauw;[klauw]{}
15. Aan mijn jas zit een m..w
antwoord (optioneel): mouw