schrijf de persoonsvorm op

Vragen:
1. Dunja draagt een rode petantwoord (optioneel): draagt;Draagt
2. Heb je voor mij ook een ijsje meegebracht?
antwoord (optioneel): Heb je;heb je;Heb
3. De regering geeft het onderwijs extra geld.
antwoord (optioneel): De regering geeft;geeft de regering;Geeft de regering;geeft
4. Ik had een ijsje willen eten.
antwoord (optioneel): Ik had;ik had;had ik;had Ik;Had ik;had
5. Op de verpakking stond een datum
antwoord (optioneel): op de verpaking stond;Op de verpakking stond;op de verpakking stond;stond
6. Haar geef ik knikkers.
antwoord (optioneel): geef ik;geef
7. De juf geeft Jonathan een tien voor haar spreekbeurt
antwoord (optioneel): geeft
8. De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden
antwoord (optioneel): De monnik vertelde;de monnik vertelde
9. Naily heeft hem het nieuwtje verteld.
10. De kinderen geven elkaar de schuld.
antwoord (optioneel): De kinderen geven;de kinderen geven
11. De kapitein vaart over de oceaan.
antwoord (optioneel): De kapitein vaart;de kapitein vaart;De kapitien vaart
12. Ayoub ruimt de blokken op.
13. Ik teken een spin op het papier
antwoord (optioneel): Ik teken;ik teken
14. Ivor heeft de ramen voor zijn moeder gewassen.