pv invullen (geen dt) en onderwerp aanduiden

---

---

Vragen:

1. Keyaan ... (zijn, TT) een vriend van Nora.
antwoord (optioneel): is;hij is

2. Keyaan is een vriend van Nora. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): Keyaan;keyaan

3. Lukas ... (hebben, TT) een mooie kat.
antwoord (optioneel): heeft

4. Lukas heeft een mooie kat. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): heeft;Lukas;lukas

5. Alle glazen op de tafel ... (zien, VT) er vies uit.
antwoord (optioneel): zagen;zag

6. Alle glazen op de tafel zagen er vies uit. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): Alle glazen op de tafel;Alle glazen op tafel

7. In de tuin ... (spelen, TT) hij met een bal.
antwoord (optioneel): speelt

8. In de tuin speelt hij met een bal. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): hij

9. Het leven ... (zijn, VT) erg hard voor de mensen die in de fabriek werkten.
antwoord (optioneel): was;was:)

10. Het leven was erg hard voor de mensen die in de fabriek werkten. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): Het leven;het leven

11. Aan die kapstok .... (hangen, TT) mijn allermooiste jas.
antwoord (optioneel): hangt;hacht

12. Aan die kapstok hangt mijn allermooiste jas. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): mijn allermooiste jas;mijn allermooiste jas?

13. Vroeger ... (worden, VT) je soms gepest als je er raar uitzag.
antwoord (optioneel): werd

14. Vroeger werd je soms gepest als je er raar uitzag. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): je

15. In die straat ... (wonen, TT) mijn buurvrouw Ellen.
antwoord (optioneel): woont

16. In die straat woont mijn buurvrouw Ellen. (onderwerp?)
antwoord (optioneel): mijn buurvrouw Ellen

---

Speel een proefles met deze les!