NED - T2L6
Vragen:
1. Geef een synoniem voor de moedervorm van een werkwoord. ...antwoord (optioneel): de infinitief; infinitief
2. Welke vorm van het ww. hangt af van de persoon/het onderwerp? ...
antwoord (optioneel): de persoonsvorm; de pv; persoonsvorm; pv
3. In welke twee tijden kan die vorm voorkomen?
antwoord (optioneel): t.t. en v.t.; tegenwoordige en verleden tijd;t.t en v.t;v.t t.t;tegenwoordige en verledentijd;tegenwoordigetijd en verledentijd
4. Wat is de stam van de werkwoordsvorm `ziet`?
antwoord (optioneel): (ik) zie; zie;zie;ik zie
5. Wat is de uitgang van de werkwoordsvorm `ziet`?
antwoord (optioneel): t;zie`t`;de t
6. Welk werkwoord verandert in de verleden tijd van klank?
antwoord (optioneel): zien~||~wandelen~||~poetsen~||~~||~1
7. Wat is de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd van `lopen`?
antwoord (optioneel): hij loopt; zij loopt;loopt
8. Wat is de eerste persoon meervoud in de verleden tijd van `horen`?
antwoord (optioneel): wij hoorden
9. Geef de stam van `pestten`.
antwoord (optioneel): ik pest; pest;pest;Ik pest;de stam is pest
10. Wat is de infinitief van `dronken`?
antwoord (optioneel): drinken;ik zal drinken