HomeLes volgenGelijk testen!LessenbibliotheekInloggenContact

Groep 7 - Staal Spelling - Blok 5, week 1, les 3


Groep: Groep 7/8
Vakgebied: Spelling
Datum: 06-02-'24

< Terug naar overzicht

Vragen:

1. Réne leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit. Wat is het voorzetsel?
antwoord (optioneel): tegen

2. Réne leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit. Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
antwoord (optioneel): glazen

3. `Milan, ben jij weleens in de sneeuw geweest?` vraagt Réne. Wat is het hulpwerkwoord?
antwoord (optioneel): ben

4. `Milan, ben jij weleens in de sneeuw geweest?` vraagt Réne. Wat is het voltooid deelwoord?
antwoord (optioneel): geweest

5. Bossen vind ik mooi, maar van bergweiden, besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer. Wat is het voegwoord?
antwoord (optioneel): maar; en

6. Bossen vind ik mooi, maar van bergweiden, besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer. Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in deze zin?
antwoord (optioneel): twee; 2

7. De patiënt heeft een verdovende injectie gekregen. Wat is de persoonsvorm?
antwoord (optioneel): heeft

8. De patiënt heeft een verdovende injectie gekregen. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
antwoord (optioneel): heeft gekregen

9. De patiënt heeft een verdovende injectie gekregen. Wat is het onderwerp?
antwoord (optioneel): de patiënt; De patiënt

10. De patiënt heeft een verdovende injectie gekregen. Wat is het lijdend voorwerp?
antwoord (optioneel): een verdovende injectie

11. In de operatiekamer zal de chirurg een operatie verrichten. Wat is de persoonsvorm?
antwoord (optioneel): zal

12. In de operatiekamer zal de chirurg een operatie verrichten. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
antwoord (optioneel): zal verrichten

13. In de operatiekamer zal de chirurg een operatie verrichten. Wat is het onderwerp?
antwoord (optioneel): de chirurg

14. In de operatiekamer zal de chirurg een operatie verrichten. Wat is het lijdend voorwerp?
antwoord (optioneel): een operatie

15. Mijn moeder moet bloed geven bij de bloedbank. Wat is de persoonsvorm?
antwoord (optioneel): moet

16. Mijn moeder moet bloed geven bij de bloedbank. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
antwoord (optioneel): moet geven

17. Mijn moeder moet bloed geven bij de bloedbank. Wat is het onderwerp?
antwoord (optioneel): Mijn moeder; mijn moeder

18. Mijn moeder moet bloed geven bij de bloedbank. Wat is het lijdend voorwerp?
antwoord (optioneel): bloed



Speel een proefles met deze les!


Een moment geduld...
Als respons van de website uit blijft,
neem dan contact met ons op.

Contact Sluiten