En action 6: U 30 - vocabulaire

Vragen:
1. een buikantwoord (optioneel): un ventre; Une ventre
2. een fout
antwoord (optioneel): une faute; Une faute
3. een geneesmiddel
antwoord (optioneel): un médicament; Un médicament
4. op bladzijde 5
antwoord (optioneel): à la page 5; à la page cinq; À la page 5; À la page cinq
5. een tekst
antwoord (optioneel): un texte; Un texte
6. een vriendin
antwoord (optioneel): une amie; Une amie
7. hoofdpijn hebben
antwoord (optioneel): avoir mal à la tête; Avoir mal à la tête
8. leren
antwoord (optioneel): apprendre; Apprendre
9. de agent die spreekt
antwoord (optioneel): l`agent qui parle; L`agent qui parle
10. een zin
antwoord (optioneel): une phrase; Une phrase