Blok 1, week 1, les 4 (leerjaar 7)

Vragen:
1. Wat is categorie 6?antwoord (optioneel): Een hakwoord~||~Een voorvoegsel~||~Een Aai-ooi-oei woord~||~Een verkleinwoord~||~;Een Aai-ooi-oei woord
2. Wat is categorie 10?
antwoord (optioneel): Een zingwoord~||~Een achtervoegsel~||~Een centwoord~||~Een klankgroepenwoord~||~4;Een klankgroepenwoord
3. Welke categorie is het centwoord?
antwoord (optioneel): Categorie 11~||~Categorie 15~||~Categorie 7~||~Categorie 2~||~2;Categorie 15
4. Bij welke categorie hoort het woord: `s nachts?
antwoord (optioneel): Bij categorie 14~||~Bij categorie 12~||~Bij categorie 18~||~Bij categorie 19~||~1;Bij categorie 14
5. Bij welk categorie hoort het woord: tragisch
antwoord (optioneel): Bij categorie 21~||~Bij categorie 10~||~Bij categorie 7~||~Bij categorie 19~||~4;categorie 19
6. In welk woord zit een voorvoegsel?
antwoord (optioneel): gezondheid~||~haalbaar~||~zicht~||~grappig~||~1;gezondheid
7. Uit welke categorie(en) bestaat het woord: excuses?
antwoord (optioneel): Taxiwoord & Centwoord~||~Centwoord & Voorvoegsel~||~Kilowoord & Plankwoord~||~Taxiwoord & Colawoord~||~4;Taxiwoord
8. Waarom de regel van het langermaakwoord?
antwoord (optioneel): Zodat ik weet of ik een e of i moet schrijven~||~Zodat ik weet of ik een k of een g moet schrijven~||~Zodat ik weet of ik een t of een d moet schrijven.~||~~||~3;Zodat ik weet of ik een t of een d moet schrijven.
9. Hoe worden gesproken teksten aangegeven in een zin?
antwoord (optioneel): Door middel van puntjes~||~Door middel van het zeggen~||~Door middel van leestekens~||~~||~3;Door middel van leestekens
10. Welk woord is een samenstelling?
antwoord (optioneel): hersenen~||~spijsvertering~||~darmen~||~longen~||~2;spijsvertering