Blok 1, tijd van regenten en vorsten, les 2, 100 rijke jaren
Groep: Groep 5/6
Vakgebied: Geschiedenis
Labels: Gouden eeuw/Grauwe eeuw
Datum: 08-12-'25
< Terug naar overzicht
Vakgebied: Geschiedenis
Labels: Gouden eeuw/Grauwe eeuw
Datum: 08-12-'25
< Terug naar overzicht
Vragen:
1. Hoe lang duurt een eeuw: a. 1 jaar b.100 jaar c. 1000 jaarantwoord (optioneel): b
2. Wanneer was de `Gouden Eeuw`? A. van 1600 tot 1700 B. 1800 tot 1900 C. 2000 tot 2100
antwoord (optioneel): a;A
3. Wat was er zo bijzonder aan de nachtwacht? A. De kleuren, B. dat er rijke mensen opstonden, C. Dat de mensen niet stilstonden maar in beweging lijken te zijn?
antwoord (optioneel): C;c
4. Wat kochten rijke mensen toen vaak voor in hun huis? A. Kunst B. Koetsen C. Thee
antwoord (optioneel): aA;A;a
5. Hoe noem je iemand waarvan je het schilderen kon leren?
antwoord (optioneel): meester👨🏻🎨;meester
6. Waarom ging Rembrandt nou juist in Amsterdam wonen? A. Rijke klanten daar B. Mooie stad C. Goedkope verf
antwoord (optioneel): aA;A;a
7. In de gouden eeuw was Amsterdam een belangrijke stad voor: A. spruitjes verbouwen B. Leuke restaurants C. Handel
antwoord (optioneel): C;cC;c
8. Wat kwam er bijvoorbeeld aan in de haven van Amsterdam? A. Peper en Thee B. Kaas C. Rode Kool
antwoord (optioneel): aA;A;a
9. De kinderen van arme gezinnen gingen naar school, is dat waar of niet waar?
antwoord (optioneel): niet waar.;niet waar;niet
10. Wie woonden er in de mooie grachtenpanden? A. Armere mensen B. Monniken C. Rijke kooplui
antwoord (optioneel): cC;C;c
11. Wat is een regent? A. Iemand die altijd in de regen loopt B. een rijk iemand die de stad bestuurde C. Iemand die thee verkocht
antwoord (optioneel): B;b.;b;bb
12. Arme mensen waren de regenten heel dankbaar voor wat ze voor hen deden, Waar of niet waar?
antwoord (optioneel): niet;niet waar.;niet waar
13. Wat deed Rembrandt van Rijn?
antwoord (optioneel): schilderen%;schilderen;schilderen en tekenen;schideren;schilder en tekenen
14. Waarom noemen sommigen het `de Grauwe eeuw` in plaats van de Gouden eeuw? A. Er was veel slavenhandel B. Altijd slecht weer C. De schilderijen hadden weinig kleur.
antwoord (optioneel): aA;A;a