8 Taal Th6 les9 - Persoonlijke voornaamwoorden
Vragen:
1. Goed of fout? Het is u cadeau!antwoord (optioneel): fout;FOUT;Fout;FOUT jonguh
2. Goed of fout? Ik zag jouw zussen net langs fietsen.
antwoord (optioneel): goed;Goed;goedd
3. Goed of fout? Hun horen mij niet roepen.
antwoord (optioneel): fout;foutš„°;foutt;Fout
4. Goed of fout? Hij heeft ze fiets kapot gemaakt.
antwoord (optioneel): fout;fouttttt;Fout :)
5. Goed of fout? Is deze tas van jou?
antwoord (optioneel): goed;goed.;gOed
6. Goed of fout? De buurman heeft me fiets gemaakt.
antwoord (optioneel): fout
7. Goed of fout? Ik heb hier een stuk taart voor jou.
antwoord (optioneel): goed
8. Goed of fout? Ik geef het hun.
antwoord (optioneel): goed;goe
9. Goed of fout? Heeft jou zus ons niet uitgenodigd?
antwoord (optioneel): fout
10. Goed of fout? Hij speelt de game met ze vriendje.
antwoord (optioneel): fout